vrijdag 30 januari 2009

Foto van de Week 30 januari

El Mansour Saadi

LR 7609178
call sign CNFG

In oktober 1976 nam de Société Marocaine de navigation maritime S.A. (NAVIMAR) een nieuw schip in gebruik. Dit schip was onder bouwnummer 1039 op de werf Miho Zosensho K.K. in Shimizu gebouwd en voorzien van motoren door Hanshin Nainenki Kogyo in Kobe.

De "El Mansour Saadi" was een zgn. reefer: een vrachtschip met speciale gekoelde ruimten voor het vervoer van vlees, fruit en zuivelproducten. Haar thuishaven werd Casablanca en van daaruit voer zij tot 2004 onder marokkaanse vlag.

Op 19 juli 2004 werd zij verkocht aan de Mexican Sea Inc. Vanaf die tijd vaart zij als de "Olga SB" onder Panamese vlag. Zij vaart als fruitboot in het Caribisch gebied. Haar call sign veranderde in HO3601. Ze is verzekerd bij het Bureau Veritas in Neuilly sur Seine. Eind 2007 zijn de onderzoeken om tot certificering te komen afgerond. Alleen het certificaat "Solar safety radio harmonized" werd voorwaardelijk verleend, de overige certificaten werden toegekend.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers
3. Verschillende jaargangen Marine News

maandag 19 januari 2009

Foto van de Week 19 januari

Wahine

LR 5651958
call sign: ZMGW
yardnr. 803

Van 1895 tot 1976 onderhield de "Union Steam Ship Company of New Zealand" een veerdienst tussen Wellington en Lyttleton, die bekend stond onder de naam "Steamer Express”. Deze dienst had wereldwijd een zeer goede reputatie opgebouwd vanwege het comfort op de schepen, de betrouwbaarheid en de efficiency.

In oktober 1963 werd bij een elftal Britse werven een offerte gevraagd voor de bouw van een nieuwe veerboot, die de "Hinemoa" moest vervangen. Uiteindelijk werd de opdracht verstrekt aan de Fairfield Shipbuilding and Engineering Company Ltd of Glasgow. Deze werf zou voor £ 3.042.175,= een nieuw schip bouwen, dat als naam het Maori woord voor "vrouw" zou krijgen.
Als eerste schip van de Wellington-Lyttleton Steamer Express Service zou zij uitgerust worden met een deur in de steven en speciale parkeerdekken.

Op woensdag 14 juli 1965 vond de tewaterlating van het schip plaats. Gedoopt door de vrouw van de directeur van de Union Steam Ship Company, gleed de "Wahine" de Clyde in. Sleepboten brachten haar naar het dok van Fairfield, waar zij afgebouwd zou worden. 's Avonds aan het diner werd duidelijk, dat de datum van overdracht (31 oktober 1965) door personeelstekorten niet gehaald zou worden.

Drie maanden later werd een nieuw contract afgesloten met Fairfields Ltd., waarna op 6 januari 1966 het werk werd hervat. In mei 1966 was de "Wahine" uiteindelijk klaar en kon een proefvaart in de Firth of Clyde uitgevoerd worden onder supervisie van een ervaren loods van de Clyde Port Authority. Tijdens deze proefvaart werd een snelheid van 22.4 knopen gemeten.

Wegens technische mankementen aan de condensator moest de testvaart voortijdig beëindigd worden. In de buurt van de elektriciteitscentrale bij Hunterston gooide de "Wahine" het anker uit. Zij raakte daarbij verstrikt in een telefoonkabel. Er kwam een sleepboot aan te pas om het schip weer vlot te trekken zonder de kabel te vernielen.

Het noodlot bleef de "Wahine" achtervolgen. Toen na 16 dagen de condensator weer gerepareerd was, kon opnieuw een testvaart gemaakt worden. Ook nu liet de techniek het afweten: tijdens een "emergency stop" werd de druk naar de turbines zo laag, dat de vereiste snelheid niet behaald werd.

De directie van de Union Steam Ship Company besloot het schip toch te accepteren ondanks de technische problemen. Het schip was hypermodern en uitgerust met hoogwaardige machines. Men verwachtte niet, dat deze bij de eerste vaart al zodanig getuned waren, dat er zich geen problemen meer voor zouden doen. Een andere reden was, dat het schip niet in Nieuw-Zeeland kon zijn voor het hoogseizoen rond Kerstmis als de problemen op een schotse werf opgelost moesten worden.

Op zondag 19 juni 1966 begon de "Wahine" om 11.30 uur aan haar reis naar Nieuw-Zeeland. Onder bevel van kapitein Meatyard voeren 64 officieren en bemanningsleden vanuit Greenock de Atlantische Oceaan op. Na 189 mijl op zee was de "Wahine" genoodzaakt terug te keren vanwege een oververhitte turbine. Gelukkig was het probleem snel verholpen, zodat zij op 20 juni 1966 eindelijk aan haar "maiden voyage" kon beginnen. Na 34 dagen bereikte zij de haven van Wellington, waar het publiek haar kon bewonderen.

Uiteindelijk voer zij op 1 augustus 1966 voor het eerst de route Wellington-Lyttleton.

Samen met de "Maori" voer zij tussen het Noordereiland en het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland volgens een vaste dienstregeling:
  • op maandag-, woensdag- en vrijdagavond vertrok de "Wahine" om 20.00 uur uit Wellington, terwijl de "Maori" uit Lyttleton vertrok.
  • 's nachts passeerden zij elkaar op volle zee.
  • de volgende ochtend kwamen de beide schepen om 7.00 uur respectievelijk in Lyttleton en Wellington aan.
  • op dinsdag-, donderdag- en zaterdagavond voeren de beide schepen terug naar hun thuishaven

De Wahine storm

Op 10 april 1968 sloeg het noodlot echter toe. Rond 7.00 uur 's morgens kwamen twee tropische stormen samen in de buurt van Wellington. Op het moment, dat de "Wahine" de haven van Wellington naderde, ontstond een uitzonderlijk zware cycloon. Hoge golven en harde wind zorgden ervoor, dat het schip uit koers raakte. Om te voorkomen dat het schip vastliep, besloot kapitein H.G. Robertson terug naar zee te varen. Na een half uur durend gevecht met de golven strandde de veerboot op het Barrett Reef. De storm trok aan... er kon geen hulp geboden worden.

Even na 13.00 uur werd het sein "abandon ship" gegeven. Er konden slechts 4 reddingssloepen uitgezet worden, voordat de veerboot langzaam begon over te hellen. Na anderhalf uur kapseisde de "Wahine". Alle passagiers en bemanningsleden waren van boord. Degenen die geen plaats in de sloepen konden bemachtigen, lieten zich op de golven naar de kust drijven, waarbij velen gewond raakten toen zij op de rotsen geworpen werden. Uiteindelijk waren 53 slachtoffers te betreuren. De overige 566 passagiers en 110 bemanningsleden kwamen veilig aan de wal.

De berging van het wrak

Nadat de storm was gaan liggen en het onderzoek naar de toedracht en de verantwoordelijkheid uitgevoerd was, kreeg de United Salvage Company uit Melbourne opdracht het schip te lichten. Hiervoor wilde men de "kunststofballetjes-methode" toepassen.

Bij deze methode, die voor het eerst gebruikt werd in 1964 bij de berging van ms. Al-Kuwait, worden balletjes van polystyreen in het scheepswrak gespoten. Door stoom wordt het soortelijk gewicht van de balletjes 50x vergroot, waardoor het drijfvermogen opgevoerd wordt en het wrak naar de oppervlakte stijgt.

Men had berekend, dat de berging twee jaar zou duren. Tijdens de eerste poging stak echter opnieuw een storm op. Het schip brak in drie delen en de lichting volgens de balletjes-methode kon niet meer plaatsvinden. Men was genoodzaakt het schip in delen te bergen. Het laatste deel werd pas in 1973 geborgen.

De inwoners van Nieuw-Zeeland zijn deze ramp nooit vergeten. Aan de westkust bij Seatoun, waar de overlevenden aanspoelden, werd het "Wahine Memorial Park" opgericht . Een plaquette en het anker van de veerboot vormen een herdenkingsplaats voor de slachtoffers. Ook de mast heeft een plaats gekregen in het centrum van Wellington. Het Museum of Wellington City & Sea richtte een permanente tentoonstelling in. In 2008 was het 40 jaar geleden, dat de "Wahine" verging. Ter gelegenheid van deze herdenking werd een documentaire uitgebracht, die ook internationaal veel waardering kreeg.

Bronnen:
1. http://www.thewahine.co.nz/wahine.html (deze site is een echte aanrader!)
2. Marine News, jrg. 1966 - 1968

3. Tot ondergang gedoemd : oorzaken en gevolgen van scheepsrampen / R. Sodenkamp. - Bussum : Unieboek, 1976 (pag. 109 en 125)

zaterdag 10 januari 2009

Foto van de Week 11 januari

Junge Welt


LR 6712253
Call sign: Y4DL

Net na de Tweede Wereldoorlog was de duitse vissersvloot gedecimeerd. De duitse werven waren in puin geschoten door de geallieerden en de productie van nieuwe schepen kwam in het oosten van Duitsland slechts langzaam op gang. In eerste instantie werden op de staatswerven van de DDR schepen voor Rusland gebouwd, maar sinds de jaren '60 werden ook voor de eigen staat schepen opgeleverd.

Eén van de eerste schepen, die speciaal voor de DDR gebouwd werden, was de "Junge Welt". In november 1965 liep dit schip van stapel. De VEB werf Mathias Thesen in Wismar bouwde het schip onder bouwnummer 201, VEB Dieselmotorenwerk Rostock leverde de motoren. Het schip, dat bestemd was voor de zeevisserij, werd in 1967 in de vaart genomen.

In die tijd was het één van de grootste en modernste varende visfabrieken. Net als de Russische schepen fungeerde de "Junge Welt" als moederschip voor een vloot kleinere vissersboten. De door de trawlers gevangen vis, werd aan boord van de "Junge Welt" verwerkt. Beladen met o.a. diepgevroren visfilet keerde het schip regelmatig terug naar de thuishaven Rostock.

Mede door de samenwerking tussen de kleinere trawlers en de "varende visfabrieken" groeide Fischkombinat Rostock in de jaren '70 uit tot één van de grootste visproducerende bedrijven in Europa.

Tot 1992 voer de "Junge Welt" voor de VEB Fischfang uit Rostock. In dat jaar werd zij verkocht aan de sloper Chiltan Ltd. uit Pakistan. Haar laatste reis eindigde op 30 juni bij Gadani Beach.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers
2. Marine News jrg. 1966, 1993





zondag 4 januari 2009

Foto van de Week 4 januari 2009


Northern Arrow



LR 7420297
call sign: D5EW

De LPG-tanker "Northern Arrow" werd in juni 1978 opgeleverd door de poolse werf Stocznia im. "Komuny Paryskiej" in Gdynia. De door H. Cegielski in Poznan geleverde motoren zorgden ervoor, dat het schip een snelheid van 17.25 knopen haalde. Tot 12 januari 1984 voer het schip onder Liberiaanse vlag voor Northern Arrow Inc. (Seatankers Management SA).

In 1984 werd het management van de tanker overgenomen door Larina Shipping Inc.(Sig.Bergesen DY. & co.). Haar call sign veranderde in LNMU3, haar naam werd de "Berge Arrow". Vanaf 22 november van dat jaar voer het schip onder noorse vlag. In eerste instantie werd de thuishaven Stavanger, maar sinds september 1986 staat het schip geregistreerd in Oslo. Bergesen DY Shipping/BW Gas is tot 2007 eigenaar gebleven van het schip.

In april 2007 werd het schip verkocht aan de indiaase onderneming Bansal International ltd. BW Gas kreeg 9.1 miljoen USD voor de "Berge Arrow". De nettowinst van het bedrijf kwam hiermee op 3.7 miljoen USD voor het tweede kwartaal van 2007. Het bijna 30 jaar oude schip werd op haar laatste reis naar Alang gestuurd, waar zij op 4 mei 2007 aankwam.

Momenteel is het één van de 88 schepen, waarvoor op 19 november 2008 een rechtzaak aangespannen werd. De afbraak van deze sterk vervuilde schepen vormt niet alleen een risico voor het milieu. Ook de risico's voor de werknemers zijn zo groot, dat in het proces naleving van de internationaal vastgestelde veiligheidsmaatregelen geëist werd.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers
2. Marine News jrg. 2007