zondag 6 december 2009

Foto van de Week 16 december

McPearl
LR 7356408
call sign: C6HP4
yardnr.: 421

Dit vrachtschip werd in 1976 voor de Soc. Nav. Chargeurs Delmas Vieljeux gebouwd bij de werf Marine Industrie Ltee (MIL) in Canada. De motoren werden door de MAN-fabriek in Augsburg geleverd. De tewaterlating vond plaats in maart 1976, de oplevering in augustus van dat jaar. Als de "Tours" voer het schip tot 1982 voor Delmas. In dat jaar vond een naamsverandering plaats. Tot 1986 voer het schip voor Delmas onder de naam "Celya".

In 1986 werd het schip verkocht aan Gangtok Steamschip S.A. Call sign en vlag veranderden. Onder management van Universal Glow voer de "Kitty Bay" tot 1987 onder Panamese vlag.
In 1987 werd het schip opnieuw verkocht. Dit keer aan Marine Cooperation S.A. uit Panama. Tot 1989 voer het schip onder de naam "Pioneer Sky" over de wereldzeeën.

Nadat het schip nog even als "Pearlstone" gevaren heeft, werd de naam veranderd in "McPearl". Van 1989 tot 1997 voer het vrachtschip de "McPearl" onder de vlag van de Bahamas. De eigenaar (White Bay Shipping) was gevestigd in Nassau, maar de manager (V-ships) hield kantoor op Cyprus.

Na 1997 heeft het schip nog anderhalf jaar gevaren. Eerst onder de naam "Anna D" voor een onbekende eigenaar. Na een paar maanden kwam het schip in handen van Gallant Navigation, gevestigd op St. Vincent & the Grenadines en werd het herdoopt.
In 1998 scheurde het cylinderblok van de hoofdmachine van de "Bonita", toen het schip in de haven van Dakar lag. De machines waren zwaar beschadigd en de economische schade was enorm. Het schip, dat total loss verklaard was, werd in Dakar aan de kabel gelegd. Aan het einde van 1998 werd het schip verkocht aan "Gijonesa de Desquaces y Recuperaciones Ferricaws S.L.". Getrokken door een zeesleper kwam het schip op 11 januari 1999 aan in Gijon om gesloopt te worden.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyd's Registers
2. Marine News, jrg. 1999

donderdag 15 oktober 2009

Foto van de Week 9 november

Liang Shan


LR 822 5345
call sign: BOSL
yard nr. 622

In juli 1984 werd in Rijeka (Kroatië) bij de werf "3 Maj"een vrachtschip van 12.448 ton afgeleverd. Het schip was bestemd voor de "China Ocean Shipping (Group) Company (COSCO)", één van de grootste multinationals op het gebied van transport en logistiek ter wereld, gespecialiseerd in scheepvaart, scheepsbouw en scheepsonderhoud. De te-water-lating van de "Liang Shan", zoals het schip zou gaan heten, was zes maanden eerder geweest: op 31 januari.

Tot 1999 was het schip ondergebracht bij COSCO Tianjin, maar vanaf dat jaar kwam het onder beheer van COSCO Guangzhou. Tot op de dag van vandaag vaart het schip onder Chinese vlag.

Op 14 september 2006 werd het voor het laatst volledig geïnspecteerd in Mumbai (India). Vier dagen later werd het vrijgegeven. Het enige, dat de inspecteurs aan te merken hadden, was: "an emergency fire pump which was not properly maintained"

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers en Marine News

zondag 11 oktober 2009

Foto van de Week 11 oktober

Professor Anichkov


LR 7053032
call sign: UWZY
yardnr.: B 80 II/4

In opdracht van de Russische regering werd in 1971 een trainingschip gebouwd op de werf Stocznia Szczecinska im A. Warskiego in Szczecin (Polen). De motoren werden geleverd door H. Cegielski in Poznan.

Het schip, dat onder de naam "Professor Anichkov" tot 1999 over de zeven zeeën zou zwerven, was bedoeld om leerlingen van het Odessa Higher Engineering Marine College het werken op een vrachtschip bij te brengen. Op de cv's van vele Russische WTK's en stuurlieden staat de opleiding aan boord van dit schip nog steeds vermeld.

Toch kwam het m.n. in de laatste jaren van haar bestaan vaak in opspraak:
  • bemanningsleden werden o.a. gearresteerd in Griekenland
  • het schip stond in 1998 op de lijst van "abandonned ships": schepen die in de haven bleven liggen, omdat de onderhoudskosten en de personele kosten voor de reder te hoog geworden waren
  • in januari 1999 diende in Griekenland een rechtzaak tussen de reder en Cockett Marine Oil

In 1999 werd het schip verkocht aan Chesham Marine S.A. De naam werd gewijzigd in "Ani". Het schip voer een paar maanden onder de vlag van Belize voordat het verkocht werd aan slopers in India. Op 11 februari 2000 kwam het schip in Mumbai aan om gesloopt te worden.


Bronnen:

1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers en Marine News
2. Polmar N. The naval institute guide to the Soviet navy (gelezen via Google Books)

Noot:
Professor Anichkov was de directeur van de afdeling Pharmacologie aan het Pavlov-instituut

maandag 14 september 2009

Foto van de Week 14 september



Grande Detroit

LR 9293272
call sign: IBGX
yardnr. 454



Op 16 april 2005 liep het 9e schip, dat in opdracht van Grimaldi-Naples door de Uljanik-werf in Pula gebouwd werd van stapel. De werf had van de rederij de opdracht gekregen 14 schepen voor het vervoer van auto's te bouwen. Na de "Grande Benelux"en de "Grande Italia" (bouwjaar: 2001), de "Grande Spagna" en de "Grande Portugallo" (bouwjaar: 2002), de "Grande Roma" en de "Grande Napoli"(bouwjaar: 2003) en de "Grande Lagos" en de "Grande Anversa" (bouwjaar: 2004) was het in 2005 de beurt aan de autostad Detroit om vernoemd te worden:

Ann Dickson, de vrouw van één van de directeuren van General Motors Europe, doopte het schip in april 2005 de "Grande Detroit". Vier maanden later was het autotransportschip compleet en kon het ingezet worden op de route tussen de Egeïsche Zee en Noordwest-Europa. In de Benelux doet het schip de haven van Antwerpen aan.

De Grimaldi Group (opgericht in de 60-er jaren) is in de loop der jaren uitgegroeid tot een groot logistiek bedrijf. Sinds kort investeert het bedrijf in infrastructuren aan land, waardoor het "door-to-doorconcept" vorm begint te krijgen. Het bedrijf transporteert niet alleen auto's, vrachtwagens en andere commerciele voertuigen, maar ook containers en stukgoed (hout, papier).

Onder het motto "viaggiare a bordo delle navi cargo" kan men sinds 1989 op 32 schepen van de groep meevaren. Één van deze schepen is de "Grande Detroit". Het maximale aantal passagiers, dat per schip mee kan reizen, is 12. Vanzelfsprekend moeten zij in goede medische conditie zijn. Daarom stelt de directie een leeftijdsgrens: passagiers ouder dan 79 jaar moeten een doktersverklaring kunnen overleggen, passagiers ouder dan 89 jaar mogen niet meer meereizen.
De reizen duren tussen de 14 en 54 dagen, afhankelijk van het reisdoel. Er zijn "freightercruises" naar Noordwest-Europa, naar West-Afrika, naar Zuid-Amerika (Brazilie) en naar de landen rond de Middellandse Zee. Op dergelijke cruises geen captains-dinners en entertainment, maar een kennismaking met het "echte" zeemansleven.


Bronnen:
1. cop. foto T. van Olphen
2. http://marinelink.com/Story/Grand+Detroit+Launched-16208.html
3. http://www.grimaldi-freightercruises.com/freighter/england/grbespita.htm

vrijdag 21 augustus 2009

augustus - vakantiemaand

Deze keer slechts foto's en een summiere beschrijving:




Patricia Essberger

IMO 9212486
call sign: DALU
yardnr.: 1163

owner: Karibik Tank Reederei
manager: John T. Essberger - Hamburg

chemical products tanker built in 2000 at J.J. Sietas K.G. Schiffswerft in Hamburg.

Two fully cellular containerships owned by Hapag-Lloyd Container Linie GmbH - Hamburg:

Berlin Express

IMO 9229855
call sign: DGHX
yardnr.: 1366
built in 2003 in Ulsan by Hyundai Heavy Industries

Dresden Express

IMO 8902553
call sign: DHDE
yardnr.: 1077
built in 1991 by Samsung Shipbuilding & Heavy Industries in Koje



El Temerario

IMO 9319571
call sign: V2BN2
yardnr.: 315

owner: Mito Strait GmbH
manager: Carsten Rehder Schiffsmakler und Reederei - Antigua & Barbuda

Fully cellular containership launched as "Mito Strait" in 2006. Built by Societates Commerciala Aker in Tulcea

cop. foto's: T. van Olphen

zaterdag 25 juli 2009

Foto van de Week 25 juli


Evershagen

LR 7219959
callsign: Y4CP


In 1971 liep in Nikolajev (Oekraine) een nieuw schip voor de VEB Fischkombinat Rostock van stapel. Onder bouwnummer 1042 had de werf "61 Kommunar" een vrachtschip voor het gekoeld vervoeren van vis gebouwd, dat met een snelheid van 16.5 knoop voer.

Tot 1990 voer de "Evershagen" onder duitse vlag voor de Fischkombinat. Toen werd zij verkocht aan Tanya Shipping company in Kingstown. Haar callsign werd: JBDU 6. Onder de naam "Tanya 5" staat zij nog steeds geregistreerd voor St. Vincent & the Grenadines.


Bronnen:
* diverse jaargangen Lloyd's Registers
* diverse jaargangen Marine News

vrijdag 17 juli 2009

Foto van de Week 18 juli



SAKURA MARU



LR 5307350
callsign JIFU
yardnr. 953

De geografische ligging van Japan en het gebrek aan natuurlijke grondstoffen hebben ervoor gezorgd, dat het land afhankelijk was van de handel over zee. Tot 1940 lag de nadruk bij de productie en export meer op producten uit de lichte industrie, waarbij monsters gemakkelijk verzonden konden worden. Toen de nadruk na 1945 onder invloed van de technologische voorsprong meer kwam te liggen op de zware industrie, moest het handelspatroon van Japan ook aangepast worden. De grondstoffen die nodig waren om de industriële en economische wederopbouw van het land te stimuleren, moesten geïmporteerd worden. Maar ook de verkoop van het eindproduct werd problematischer. Het is namelijk gemakkelijker om een stukje textiel te verzenden dan een geavanceerde machine ter beoordeling aan een potentiële klant te sturen.

In het begin van de jaren '50 werd een nieuw concept bedacht: De "Floating fair". Een in Japan gebouwd schip gevuld met producten uit Japan zou verschillende landen aandoen. Het schip zou als voorbeeld dienen voor de scheepvaartindustrie in Japan.

In 1956 verliet de eerste "Japan Industry Floating Fair" het thuisland om de Japanse producten te promoten. De eerste reis, waarbij m.n. de Zuidaziatische landen aangedaan werden, was een doorslaggevend succes. Wereldwijd werd zo de aandacht gevestigd op de Japanse industrie.

De eerste drie "Foating Fairs" werden gehouden aan boord van omgebouwde vrachtschepen. In 1960 besloot de Fair Association, dat er behoefte was aan een speciaal voor de gelegenheid ontworpen schip met veel comfort voor de passagiers en ruimte voor tentoonstellingen. Gesponsord door Japanse bedrijven zoals de nettenbouwer Amita werd op de werf van Mitsubishi Heavy Industry in Kobe de "Sakura Maru" (vert.: Kersenbloesem) gebouwd. Het passagiersschip had geen conventionele schoorstenen en een machinekamer in de achtersteven om zoveel mogelijk expositieruimte te creëren. De volledig airconditioned zalen maakten het voor de passagiers aangenaam toeven aan boord van het schip.

In oktober 1962 was de "Sakura Maru" klaar voor haar maidenvoyage: In de laatste maanden van 1962 en de eerste maanden van 1963 maakte het schip een reis naar het Middellandse Zeegebied. 191.315 bezoekers konden o.a. in Beiroet, Istanbul, Athene, Casablanca, Tunis, Alexandrië, Dar es Salaam en Mombasa genieten van de promotietrip.

De vijfde "Floating Fair" bracht de "Sakura Maru" naar Europa. Ook hier trok de tentoonstelling veel bezoekers: 173.789 inwoners van o.a. Rotterdam, Londen, Genua, Kopenhagen, Hamburg, Lissabon en Antwerpen verlustigden zich aan de nieuwe producten uit Japan. Voor de Japanners was de trip een groot succes: aan het einde van de reis keerden zij met een portefeuille contracten ter waarde van 10 miljoen dollar terug naar huis.

De zesde trip werd gehouden in de herfst van 1965. Opnieuw werden de Zuidaziatische havens van Indonesië, India, Thailand, Hong Kong, Singapore, Sri Lanka en de Filippijnen aangedaan.

In april 1967 vertrok de "Sakura Maru" voor de zevende keer met aan boord meer dan 8000 producten variërend van traditionele houten objecten tot hoogwaardige electronische apparatuur. Dit keer ging de reis naar Noord-Amerika, waar 9 havens in de Verenigde Staten en 2 havens in Canada aangedaan werden.

In 1971 werd de "Sakura Maru" verkocht. Onder de naam "Sakura" werden verschillende cruises gemaakt. Af en toe werd het schip ingezet voor de lijndienst van Mitsui-OSK tussen Yokohama en Zuid-Amerika.

In 1982 kocht de regering van China de "Sakura". Voor COSCO Peking voer zij sinds die tijd onder de naam "Zhi Luo Lan". Wat er van het schip geworden is, is niet helemaal duidelijk: sommige bronnen vermelden, dat het schip nog steeds in de vaart is, andere geven aan, dat zij al in 1982 uit de vaart genomen werd.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyd's Registers
2. Verschillende jaargangen Marine News
3.
http://www.portarchive.com/1967/06-June%20Page%201%20to%2022.pdf

dinsdag 30 juni 2009

Foto van de Week 30 juni

Nan Kou


LR 7641152
call sign BODM
yardnr. 1277


Eén jaar voordat de Chinese Volksrepubliek de opdracht voor de Hua Yuan Kou (zie blogpost 19 november 2008) aan Kawasaki Heavy Ind. Ltd. in Sakaide (Japan) gaf, liep al een ander door deze werf gebouwd RoRo-vrachtschip van stapel: de "Ocean Transporter".

Haar eigenaar, Guardian Transport Corp. uit Griekenland, verkocht het schip in 1979 aan China Ocean Shipping. Als de "Nan Kou" zou het schip tot 1996 onder Chinese vlag varen. Het stond geregistreerd op naam van Cosco Shanghai. In 1997 werd het schip verkocht aan de Panamanian Carrier Corp. Onder de naam "Sea Marcela R" voer het schip tot 2000 onder management van Wilton Enterprises Ltd.

In 2000 werd het schip opnieuw verkocht. Dit keer werd East Town Shipping de eigenaar. Het in Hong Kong gevestigde makelaarskantoor Sunscot & co beheerde de onder Panamese vlag varende "Marcela II". In 2001 werd het schip verkocht aan een sloper. Op 12 april van dat jaar kwam het 23 jaar oude schip in Alang aan, waar het langzaam ontmanteld werd.

Bronnen:
1. Diverse jaargangen Lloyd's Register
2. Diverse jaargangen Marine News
3. www.iacs.org.uk/document/.../Suspension_Dec_2001_xls396.xls

zaterdag 13 juni 2009

Foto van de Week 14 juni


LR 7335870
call sign UCNV
yardnr. 245

Van 1962 tot 1967 werden 76 schepen van het type"Baltiyskiy" op de Russische werven gebouwd. Deze schepen waren bedoeld voor het vervoer van droge cargo (in bulk) en hout over de rivieren en de Noord- en Oostzee. Alle schepen van dit type hadden 3 afgesloten ruimen en de mogelijkheid om vracht op te slaan op het dek. De latere schepen in de "Baltiyskiy"-serie werden slechts op enkele kleine details aangepast.

In 1964 werd op de Yantar scheepswerf in Kaliningrad een nieuw vrachtschip gebouwd. De "Baltiyskiy 20" voer voor de regering van de USSR met Leningrad als thuishaven. In 1991 veranderde het schip van naam en eigenaar. De "Lakhta" kwam in handen van Kontinent marine joint stock co. uit St. Petersburg. Tot augustus 2002 bleef het schip onder russische vlag varen.

Toen werd het verkocht aan Palm Bay Shipping en voer het onder Cambodjaanse vlag. De naam van het schip veranderde. De "Sea beetle" kwam onder management van de russische firma "Baltic tramp" uit Kaliningrad. In 2006 werd de "Sea beetle" overgenomen door Antlia shipping (manager: Arcus shipping co, vlag: Sierra Leone). Opnieuw volgde een naamsverandering. De "Uludag" werd echter al snel wegens mankementen opgelegd. Pas op 2 februari 2007 werd zij weer vrijgegeven.

Sinds 2008 staat het schip geregistreerd onder de naam "Furkan". De markt voor het bulkvervoer verslechterde echter zodanig, dat het schip (voorlopig) uit de vaart genomen is.

Bronnen:
1. http://www.miramarshipindex.org.nz/ship/show/286909
2.http://www.parismou.org/upload/monthly%20detentionlists/feb07.pdf
3. verschillende jaargangen Lloyd's Registers

zondag 7 juni 2009

Foto van de Week 7 juni


Kegostrov


LR 6722301
call sign UKBH
yardnr. 811

In het begin van de 60-er jaren begon het russische ruimteprogramma vorm te krijgen. Om contact te kunnen houden met de ruimteschepen, werden radiostations gebouwd. Ten tijde van de Koude Oorlog was het ondenkbaar, dat Oost en West samen zouden werken. Toch wilden de Russen ook buiten hun machtsgebied radiocontact houden met de bemanning van o.a. de Soyuz-ruimtevaartuigen.

Hiervoor werd een speciaal netwerk opgezet, waarbij gebruik gemaakt werd van radiostations aan boord van schepen. Deze schepen waren eigendom van de "Soviet Academy of Sciences". De eerste drie schepen kwamen in 1960 in de vaart. In 1967 werden 5 nieuwe schepen aan de vloot toegevoegd, waaronder de "Kegostrov".

De "Kegostrov" werd in 1967 door de Vyborg Shipyard JSC in Leningrad gebouwd. Samen met de Borovichi, Morzhovets en Nevel behoorde de "Kegostrov" tot de Vytegrales-klasse. Omdat de schepen eruitzagen als vrachtschepen, was in het begin niet duidelijk dat er geavanceerde apparatuur aan boord was. Pas in de jaren '70 vermoedde het Westen, dat een russische ruimtevlucht bemand moest zijn als één van deze schepen het ruime sop koos. Zo kopte de New York Times op 20 april 1971 "Orbiting Soviet Workshop Is Expected to Be Manned" nadat de "Kegostrov" uitgevaren was.

De basis van de schepen van de Vytegrales-klasse was in de Baltische Zee bij Tallinn. In 1968 zorgde de "Kegostrov" echter voor een schandaal: op 4 mei werd zij gesignaleerd in het zuiden van de Atlantische Oceaan. De Braziliaanse marine bracht het van spionage verdachte schip naar Santos, waar zij drie weken vastgehouden werd.

De economische problemen in de Sovjet-Unie aan het einde van de jaren '80 waren er mede voor verantwoordelijk, dat de communicatieschepen uit de vaart genomen werden. Als gevolg hiervan eindigde de "Kegostrov" in februari 1990 op een scrapyard in Alang.

Bronnen:

woensdag 20 mei 2009

Foto van de Week 20 mei

Seashark
LR 9298193
call sign DEIG

Sinds haar oprichting in 1998 varen voor de in Bremen gevestigde rederij "German Tanker Shipping GmbH" alleen schepen die op duitse werven gebouwd zijn. Reder Emil Hartmann wijt deze voorkeur voor uitsluitend op duitse werven gebouwde schepen aan zijn oerduitse opvoeding.1)

De Lindenau-werf in Kiel-Friedrichsort is het enige bedrijf in Duitsland waar grote tankers te water gelaten kunnen worden. Met de tewaterlating van bouwnummer S 270 levert deze werf op 14 juni 2004 één van de veiligste en meest milieuvriendelijke tankers af. Het 178 meter lange schip heeft een diepgang van 11 meter en vaart met een snelheid van 14.7 knopen. De dubbelwandige romp biedt een viermaal grotere bescherming tegen beschadiging dan een enkelwandige romp.

Na de wens voor een behouden vaart glijdt de "Seashark" onder het toeziend oog van 10.000 bezoekers het water in. Een waar volksfeest barst los: als de slepers de nieuwe produktentanker opgevangen hebben, stijgen luchtballonnen op en is er voor de bezoekers volop bier en worst. Terwijl allen feesten, wordt de brug op de scheepsromp geplaatst. Daarna wordt in het droogdok van HDW een speciale beschermingsverflaag aangebracht.

Een goed jaar later speelt de "Seashark" de hoofdrol in een reclamecampagne van BP. Hiermee geeft de oliemaatschappij aan, dat zij voor het vervoer van olie en olieprodukten alleen veilige dubbelwandige tankers gebruikt met een gemiddelde leeftijd van drie jaar zijn.

De "Seashark" behoort niet tot de allergrootste tankers van de wereld. Toch is zij ideaal voor de route tussen de Middellandse Zee en de Noord- en Oostzee.

Bijgaande foto's werden op 10 mei genomen bij de Zandvlietsluis. Vanuit Antwerpen voerde haar route via de Sont naar Klaipeda in Litouwen. Momenteel is het schip op weg naar Rouen, waar zij morgen om 18.00 uur verwacht wordt.


Bronnen:

donderdag 7 mei 2009

Foto van de Week 7 mei

Marathon

LR 7529330
call sign PJUL
bouwnr. 601

Op 25 september 1976 werd bij Scheepswerf Bijlholt in Foxhol de "Vrouwe Alida" te water gelaten. Twee maanden later kon dit vrachtschip worden overgedragen aan haar eigenaar Visser & Visser Chartering B.V. in Vlaardingen. Ook de motoren voor dit schip werden in het hoge Noorden gebouwd, nl. in Appingedam bij Appingedammer Brons.

Op 8 januari 1990 werd het schip herdoopt. Onder de nieuwe naam "Marathon" voer het schip voor Rederij Marathon (Veere) onder management van Amons & co. in Zaandam. Tot 31 oktober 1995 voer zij onder nederlandse vlag.

Vanaf die datum staat de "Marathon" geregistreerd op de Nederlandse Antillen met als thuishaven Willemstad. Als eigenaar staat Western Marine Transport N.V. te boek. De Noord Nederlandsche P&I club heeft het schip verzekerd.

Vandaag werd de "Marathon" 115 mijl ten zuidoosten van de havenstad Mukalla (Yemen) gekaapt door Somaliërs. Volgens Virginia Newman, persvoorlichter bij de Combined Maritime Forces, staan 19 bemanningsleden op de payroll van het met cokes beladen schip. Volgens de antilliaanse minister van Telecommunicatie en Verkeer zijn er slechts acht bemanningsleden uit de Oekraïne aan boord zijn. Zij bleven bij de kaping ongedeerd.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Register

vrijdag 24 april 2009

Foto van de Week 24 april

Transilvania

Op 23 september 1979 liep de Transilvania bij Galatz aan de grond. Dit passagiersschip werd in 1938 gebouwd bij de werf Burmeister & Wain in Kopenhagen. Met een gemiddelde snelheid van 18 knopen voer het schip over de Donau en de Zwarte Zee. Er was plaats voor 410 passagiers aan boord.

Na de schipbreuk werd het wrak nooit geborgen. Omdat het schip tijdens de koude oorlog voor het communistische Roemenië voer, is er weinig over de Transilvania bekend. Haar zusterschip was de "Basarabia", die later onder de naam "Ukraina" onder Russische vlag voer.

Bronnen:
1. Soviet merchant ships / J. Curtis and A. Greenway. - Emsworth : Kenneth Mason, 1985

maandag 13 april 2009

Foto van de Week 12 april


MSC Beatrice
grootste containerschip dat ooit de Schelde is opgevaren

LR 9399014
call sign 3FUF2
yardnr. 1709

Tot december 2008 waren de Emma Maersk en haar zusterschepen de grootste containerschepen ter wereld. Toch had de Bernhard Schulte Group in Hamburg toen de opdracht al verstrekt om een aantal schepen met een nog grotere capaciteit (14.000 TEU) te bouwen.

Op 1 juli 2006 begon Samsung Heavy Industries in Ulsan (Zuid-Korea) aan de bouw van deze ultra large container ships (ulcs) waarvan het brughuis en de scheepsmotor niet meer boven elkaar staan. Als eerste werd de "MSC Daniela" opgeleverd: Op 17 december 2008 begon zij aan haar maidentrip in de "Jade Service" tussen het Verre Oosten en het Middellandse Zeegebied.

Begin dit jaar werd het tweede 366 meter lange schip afgeleverd: de "MSC Beatrice". Dit onder Panamese vlag varende schip wordt ingezet op de "Silk Service" tussen Noordwest-Europa, Zuid-Europa en het Midden-Oosten. In de ruimen is plaats voor 6.428 containers, op dek kunnen nog eens 7.572 containers geplaatst worden. Het schip heeft een diepgang van 27.2 meter en vaart met een snelheid van 24 knopen.

Nadat op 4 april j.l. de "MSC Beatrice" voor de eerste keer de Rotterdamse ECT-terminal had aangedaan, vertrok het schip twee dagen later naar Antwerpen. Deze reis was voor Antwerpen een ultieme test: de maximale lengte voor schepen die op de Westerschelde worden toegelaten, was nl. "slechts" 360 meter. Maar omdat in de toekomst steeds meer ulcs richting Antwerpen zullen stomen, werd voor de op- en afvaart van de "MSC Beatrice" speciale toestemming gegeven door de Nederlandse en Vlaamse autoriteiten. Wel werden de volgende eisen gesteld:
  • De "MSC Beatrice" moest bij daglicht varen.
  • Het vaartschema moest afgestemd worden op stilstaand hoog water, omdat het schip anders niet goed kon manoeuvreren bij de Zandvlietsluis.

Op 10 april j.l. werd de "MSC Beatrice" door meerdere sleepboten weer naar de Westerschelde getrokken. Na de Zandvlietsluis begon haar reis naar Felixstowe (UK). Momenteel is zij onderweg naar Jebel Ali, een havenstad 35 km ten Zuidwesten van Dubai.





Bronnen:
1. cop. foto's: T. van Olphen
2.
http://www.lmiu.com/lmiu/vessels/index.htm
3.
http://www.nieuwsbladtransport.nl/nieuws/id25476-MSC_Beatrice_vertrekt_uit_Antwerpen.html

zondag 29 maart 2009

Foto van de Week 30 maart

Ladoga 3

LR 7304560
call sign: V3WP5
yardnr. 291

In het noordwesten van de voormalige Sovjet-Unie vinden we de zgn. "Volga-Baltic waterway", de transportroute tussen St. Petersburg en Cherepovets. De 1171 km lange route passeert o.m. het Ladoga meer en de rivier de Neva.

Ten tijde van het Sovjetregime werden in Finland een aantal vrachtschepen gebouwd, die de naam van het meer kregen. Deze schepen waren staatseigendom, werden beheerd door de North Western River Shipping Company en voeren zowel op de rivieren als op zee.

In 1973 werd de "Ladoga 3" door de Laivateollisuus werf in Turku (Finland) afgeleverd. De motoren voor het schip werden gebouwd door een Oostduitse fabriek: VEB Schwermasch. Karl Liebknecht (SKL) in Magdeburg. De thuishaven was Leningrad.

Na de val van het communisme bleef de de "Ladoga" onder russische vlag varen. Pas rond de eeuwwisseling werd het schip overgeschreven. Het schip vaart nu onder de vlag van Belize. Momenteel wordt het management uitgeoefend door Aquarius Ship Management uit Litouwen, als eigenaar staat een cypriotische onderneming te boek: Andel Shipping ltd.

Op 16 november 2007 liep de "Ladoga 3" bij het schiereiland Darss in de Baltische Zee aan de grond. Het schip was met 8 bemanningsleden op weg van Papenburg (Duitsland) naar Police (Polen). Er werd een 6-om-6-wacht gelopen: 6 uur op, 6 uur af. De avond ervoor had de kapitein om 19.00 uur de wacht overgenomen. Het schip voer toen in het Kieler kanaal en was op weg naar de Baltische Zee. Om 23.50 uur werd een koerswijziging doorgegeven, die niet uitgevoerd werd. Ook werd de snelheid niet aangepast, waardoor het schip een uur later aan de grond liep. Tijdens het onderzoek naar de toedracht - dat meteen in gang gezet werd - bleek, dat de kapitein nog een flinke borrel genomen had, voordat hij de wacht betrok. Bij de man werd een promillage van 2,5 gemeten.

In de loop van de dag stak een stevige storm op. Windsnelheden van 7 tot 8 Beaufort verhinderden het vlottrekken van het schip. Op 17 november lukte het de "Fairplay 26" en de "Arkona" eindelijk het schip naar dieper water te slepen. Na inspectie van het anker en na vastgesteld te hebben, dat er geen schadelijke stoffen verloren gingen, kon het schip op eigen kracht naar de haven van Rostock varen. Hier werden de noodzakelijke reparaties uitgevoerd, waarna het schip de reis op 22 november weer kon hervatten.

Net als na de stranding van het britse m.s. "Lerrix" in oktober 2005 op ongeveer hetzelfde punt was het resultaat van het onderzoek, dat een menselijke fout de oorzaak was geweest van het ongeluk.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyd's Registers

vrijdag 20 maart 2009

Foto van de Week 20 maart

Akademik Sergei Vavilov


LR 8507729
call sign: UKOS


Geen zin in een cruise in de tropen? Ook benieuwd naar het smeltende poolijs? Altijd de gletschers van dichtbij willen bekijken? Op de onderzoeksschepen "Akademik Ioffe" en "Akademik Sergei Vavilov" kunnen meer dan 100 passagiers comfortabel meevaren in het arctisch gebied.

Aan het einde van de jaren '80 werden in Finland twee schepen gebouwd voor de russische "Academy of Science". De "Akademik Sergei Vavilov" werd in 1988 gebouwd op de Hollming werf in Rauma (Finland) onder bouwnummer 265, waar een jaar later ook haar zusterschip van stapel zou lopen. De eigenaar van beide schepen werd het Shirshov Oceanological Institute - Atlantic division. De thuishaven was Kalliningrad.

Beide schepen worden ingezet bij oceanografisch onderzoek in de poolgebieden. Als vlaggeschepen van de russische onderzoeksvloot zijn zij uitgerust met de modernste apparatuur. Naast de goede wendbaarheid valt vooral de stabiliteit van de schepen en hun goede geluidsisolatie op. Hun behoorlijke snelheid (14.5 knoop) zorgt ervoor, dat de passagiers meer tijd overhouden voor excursies aan wal.

Sinds 1992/1993 worden de schepen namelijk ook gebruikt als cruiseschepen. De "Akademik Sergei Vavilov" vaart o.a. in het gebied rond Spitsbergen, terwijl de "Akademik Ioffe" in het noorden van Canada aktief is. Beide schepen worden in de periode van november tot maart ingezet in Antarctica. Het overgrote deel van de bemanning heeft de russische nationaliteit. Hun jarenlange ervaring garandeert een behouden vaart.

De excursieleiders en lectoren zijn internationale wetenschappers, die uitleg kunnen geven over de omgeving en de in het gebied levende dieren. Want voor deze excursies worden gebieden uitgezocht, waar de kans op het observeren van vogels en walvissen het grootst is. In de laatste twee jaren maakten bijna 10.000 passagiers een reis met de "Akademik Sergei Vavilov", terwijl 10.000 anderen hun vakantie doorbrachten op de "Akademik Ioffe".

Bronnen:
3. Lloyd's Register 1996-1997

maandag 9 maart 2009

Foto van de Week 9 maart

Albemarle Island

LR 9059602
call sign: C6LU3


In maart 1993 werd bij Danyard in Frederikshavn het schip met bouwnr. 716 te water gelaten. Vier maanden later werd de "Albemarle Island" opgeleverd. De eigenaar van dit koelvrachtschip was KS Difko LXXXI, de manager "Ecuadorian Line". De thuishaven van het schip is Nassau op de Bahama's.

Met een snelheid van 21.5 knoop en een koelruimte van 17.637 m³ vaart de "Albemarle Island" o.a. tussen Europese en Amerikaanse havens. Momenteel bevindt zij zich op de Atlantische Oceaan. Zij vertrok op 7 maart j.l. uit Antwerpen en wordt op 13 maart a.s. in Miami verwacht.

Bovenstaande foto werd op 28 februari j.l. genomen, toen de "Albemarle Island" door slepers de Zandvlietsluizen ingetrokken werd op weg naar de haven van Antwerpen.

1. cop. foto: T. van Olphen
2. Verschillende jaargangen van Lloyd's Register
3. http://www.jocsailings.com/vessel-voyage-search/results/?vid=3&voynum=&x=65&y=9

zondag 1 maart 2009

Foto van de Week 1 maart

British Fidelity (1969)

LR 6917803
call sign: GYYT
yardnr. 240

In 1908 werd de Anglo-Persian Oil Company opgericht. Omdat andere maatschappijen de markt beheersten, stond deze jonge maatschappij in 1914 aan de rand van een bankroet. Winston Churchill was van mening, dat oliegestookte marineschepen de belangen van het Britse Rijk beter konden verdedigen, dan de verouderde schepen die op kolen aangedreven werden. Zijn speech in het House of Parliament, waarbij hij opriep om het britse aandeel in de produktie van olie zeker te stellen, zorgde ervoor, dat de regering één van de grootste aandeelhouders van het latere BP zou worden.

In 1938 liep de eerste "British Fidelity" (tonnage: 8.465) van stapel. Na de Tweede Wereldoorlog zorgde de crisis in het Midden-Oosten ervoor, dat de Anglo-Iranian -zoals de maatschappij bekend stond- geboycot werd. Daarom werd in 1954 besloten tot een naamsverandering: The British Petroleum Company. De 144 schepen die onder haar vlag voeren, werden in 1956 opgenomen in de BP Tanker Company Limited.

Aan het einde van de jaren '60 waren een aantal schepen -waaronder de "British Fidelity"- aan vervanging toe. In december 1969 werd de tweede, in Split gebouwde "British Fidelity" opgeleverd. Met een tonnage van 15.260 was zij aanzienlijk groter dan haar voorgangster. Tot 1986 voer zij onder britse vlag over de gehele wereld. Daarna werd zij verkocht aan de italiaanse firma Nova Industria Armamento S.p.A. Onder de naam "Fidelity" zou zij tot 1990 voor Tankersud S.A. in Bari varen. Haar call sign werd: IBFM. In 1990 ging zij over in handen van Franconia SrL in Palermo. Het call sign bleef gelijk, maar de naam veranderde. Tot 1996 voer zij onder de naam "Portoria". In dat jaar werd de overeenkomst getekend met de sloper. Haar laatste reis eindigde op vrijdag 7 juni 1996 in Alang.

Sinds 2 september 2004 maakt een derde "British Fidelity" deel uit van de BP-vloot. Dit schip behoort tot de zgn. "BP Virtue class tankers". Deze wereldwijd opererende tankers hebben een "deadweight tonnage" van rond de 46.800 ton. Op één na zijn al deze tankers gebouwd bij Hyundai Mipo in Korea. Zij varen onder britse vlag en hebben Douglas (Isle of Man) als thuishaven.

Bronnen:
1. Diverse jaargangen Lloyd's Registers
2. Diverse jaargangen Marine News

woensdag 18 februari 2009

Foto van de Week 18 februari

Viktorio Kodovilla


LR 7391393
call sign: ELUA 2

In 1976 werden vier tankers van het "Pablo Neruda"-type opgeleverd. Deze in het voormalig Joegoslavië gebouwde tankers beschikten over acht tanks en haalden een snelheid van 17 knopen. Één van deze tankers was de onder bouwnummer 569 door de "3 Maj"-werf in Riyeka gebouwde "Viktorio Kodovilla".

De "Viktorio Kodovilla" (of zoals ze sinds 1992 genoemd werd: Viktorio Kodovilja) voer voor de Latvian Shipping Company (LASCO). Op papier was de Viktorio Shipping Corporation uit Liberia de eigenaar. Deze corporatie was echter een dochteronderneming van LASCO.

In 2003 werd de "Viktorio Kodovilja" gecharterd door drie verschillende oliemaatschappijen:

  • voor Rinex maakte zij in februari een tocht van de Baltische staten naar de Atlantische kust van de Verenigde Staten,
  • in juni voer zij naar West-Afrika voor Trafigura
  • in november tenslotte voer zij dezelfde route voor de National Oil Corporation in Libië

Aan het einde van dat jaar bleek, dat de reparatiekosten opgelopen waren tot $900.000,= Het schip was slechts gedeeltelijk voorzien van een dubbele huid, waardoor het niet in alle europese en amerikaanse havens mocht komen. Daarnaast zorgde ook de hoge leeftijd van het schip voor problemen. Veel landen hanteerden een maximum leeftijd die lager lag dan 27 jaar.

Om deze twee redenen besloot LASCO af te zien van reparatie. Het schip moest verkocht worden! Op 20 januari 2004 werd het verkoopcontract getekend. De "Viktorio Kodovilja" begon aan haar laatste reis naar de scrapyard in China. Op 24 mei kwam zij daar aan, waarna in juni de sloop kon beginnen.

Bronnen:
1 http://www.lk.lv/latk/content/?id=152
2 Marine News jrg. 2004, October
3 Soviet Merchant ships / J. Curtis and A. Greenway. - Emsworth : Kenneth Mason, 1985

maandag 9 februari 2009

Foto van de Week 9 februari

Falcon Explorer


LR 8404551
call sign: 3ERG5; vanaf 2008: C6TV3

Op 20 oktober 1984 werd de kiel gelegd voor een nieuw schip van de sovjetrussische vloot. Op 1 augustus van het volgende jaar liep de "Neftegaz-17" in Gdynia van stapel. Dit bevoorradingsschip voer van 1985 tot 1997 onder de naam "Nikolayev".

Tot 2004 stond het schip geregistreerd op naam van SJSHC Chernomorsky Shipbuilding. Het management werd gevoerd door Seabird management in Limassol (Cyprus). De thuishaven was de stad Nikolaev aan de Zwarte Zee.

In 1997 werd het schip in Vlissingen omgebouwd tot onderzoeksschip. De naam veranderde in de "Falcon Explorer". Vanaf 1997 maakte het noorse bedrijf Petroleum Geo Services (PGS) al gebruik van dit schip. Voor het door hen uitgevoerde gespecialiseerde onderzoek was de "Falcon Explorer" goed toegerust.

In 2004 werd het schip overgenomen door PGS Geographical. De thuishaven werd Panama. Tot 2 juni 2008 werd het management gevoerd door Seabird Exploration in Dubai. Vanaf die datum kwam het schip geheel op naam van PGS.

PGS werd in 1991 opgericht. Deze onderneming beheert een twintigtal schepen, die over de gehele wereld onderzoek doen naar de voorraden olie en gas. Het werkgebied van de "Falcon Explorer" is de Golf van Mexico. Sinds juni 2008 staat het schip geregistreerd op de Bahama's.

Bronnen:
2. Verschillende jaargangen "Lloyds Registers"

vrijdag 30 januari 2009

Foto van de Week 30 januari

El Mansour Saadi

LR 7609178
call sign CNFG

In oktober 1976 nam de Société Marocaine de navigation maritime S.A. (NAVIMAR) een nieuw schip in gebruik. Dit schip was onder bouwnummer 1039 op de werf Miho Zosensho K.K. in Shimizu gebouwd en voorzien van motoren door Hanshin Nainenki Kogyo in Kobe.

De "El Mansour Saadi" was een zgn. reefer: een vrachtschip met speciale gekoelde ruimten voor het vervoer van vlees, fruit en zuivelproducten. Haar thuishaven werd Casablanca en van daaruit voer zij tot 2004 onder marokkaanse vlag.

Op 19 juli 2004 werd zij verkocht aan de Mexican Sea Inc. Vanaf die tijd vaart zij als de "Olga SB" onder Panamese vlag. Zij vaart als fruitboot in het Caribisch gebied. Haar call sign veranderde in HO3601. Ze is verzekerd bij het Bureau Veritas in Neuilly sur Seine. Eind 2007 zijn de onderzoeken om tot certificering te komen afgerond. Alleen het certificaat "Solar safety radio harmonized" werd voorwaardelijk verleend, de overige certificaten werden toegekend.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers
3. Verschillende jaargangen Marine News

maandag 19 januari 2009

Foto van de Week 19 januari

Wahine

LR 5651958
call sign: ZMGW
yardnr. 803

Van 1895 tot 1976 onderhield de "Union Steam Ship Company of New Zealand" een veerdienst tussen Wellington en Lyttleton, die bekend stond onder de naam "Steamer Express”. Deze dienst had wereldwijd een zeer goede reputatie opgebouwd vanwege het comfort op de schepen, de betrouwbaarheid en de efficiency.

In oktober 1963 werd bij een elftal Britse werven een offerte gevraagd voor de bouw van een nieuwe veerboot, die de "Hinemoa" moest vervangen. Uiteindelijk werd de opdracht verstrekt aan de Fairfield Shipbuilding and Engineering Company Ltd of Glasgow. Deze werf zou voor £ 3.042.175,= een nieuw schip bouwen, dat als naam het Maori woord voor "vrouw" zou krijgen.
Als eerste schip van de Wellington-Lyttleton Steamer Express Service zou zij uitgerust worden met een deur in de steven en speciale parkeerdekken.

Op woensdag 14 juli 1965 vond de tewaterlating van het schip plaats. Gedoopt door de vrouw van de directeur van de Union Steam Ship Company, gleed de "Wahine" de Clyde in. Sleepboten brachten haar naar het dok van Fairfield, waar zij afgebouwd zou worden. 's Avonds aan het diner werd duidelijk, dat de datum van overdracht (31 oktober 1965) door personeelstekorten niet gehaald zou worden.

Drie maanden later werd een nieuw contract afgesloten met Fairfields Ltd., waarna op 6 januari 1966 het werk werd hervat. In mei 1966 was de "Wahine" uiteindelijk klaar en kon een proefvaart in de Firth of Clyde uitgevoerd worden onder supervisie van een ervaren loods van de Clyde Port Authority. Tijdens deze proefvaart werd een snelheid van 22.4 knopen gemeten.

Wegens technische mankementen aan de condensator moest de testvaart voortijdig beëindigd worden. In de buurt van de elektriciteitscentrale bij Hunterston gooide de "Wahine" het anker uit. Zij raakte daarbij verstrikt in een telefoonkabel. Er kwam een sleepboot aan te pas om het schip weer vlot te trekken zonder de kabel te vernielen.

Het noodlot bleef de "Wahine" achtervolgen. Toen na 16 dagen de condensator weer gerepareerd was, kon opnieuw een testvaart gemaakt worden. Ook nu liet de techniek het afweten: tijdens een "emergency stop" werd de druk naar de turbines zo laag, dat de vereiste snelheid niet behaald werd.

De directie van de Union Steam Ship Company besloot het schip toch te accepteren ondanks de technische problemen. Het schip was hypermodern en uitgerust met hoogwaardige machines. Men verwachtte niet, dat deze bij de eerste vaart al zodanig getuned waren, dat er zich geen problemen meer voor zouden doen. Een andere reden was, dat het schip niet in Nieuw-Zeeland kon zijn voor het hoogseizoen rond Kerstmis als de problemen op een schotse werf opgelost moesten worden.

Op zondag 19 juni 1966 begon de "Wahine" om 11.30 uur aan haar reis naar Nieuw-Zeeland. Onder bevel van kapitein Meatyard voeren 64 officieren en bemanningsleden vanuit Greenock de Atlantische Oceaan op. Na 189 mijl op zee was de "Wahine" genoodzaakt terug te keren vanwege een oververhitte turbine. Gelukkig was het probleem snel verholpen, zodat zij op 20 juni 1966 eindelijk aan haar "maiden voyage" kon beginnen. Na 34 dagen bereikte zij de haven van Wellington, waar het publiek haar kon bewonderen.

Uiteindelijk voer zij op 1 augustus 1966 voor het eerst de route Wellington-Lyttleton.

Samen met de "Maori" voer zij tussen het Noordereiland en het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland volgens een vaste dienstregeling:
  • op maandag-, woensdag- en vrijdagavond vertrok de "Wahine" om 20.00 uur uit Wellington, terwijl de "Maori" uit Lyttleton vertrok.
  • 's nachts passeerden zij elkaar op volle zee.
  • de volgende ochtend kwamen de beide schepen om 7.00 uur respectievelijk in Lyttleton en Wellington aan.
  • op dinsdag-, donderdag- en zaterdagavond voeren de beide schepen terug naar hun thuishaven

De Wahine storm

Op 10 april 1968 sloeg het noodlot echter toe. Rond 7.00 uur 's morgens kwamen twee tropische stormen samen in de buurt van Wellington. Op het moment, dat de "Wahine" de haven van Wellington naderde, ontstond een uitzonderlijk zware cycloon. Hoge golven en harde wind zorgden ervoor, dat het schip uit koers raakte. Om te voorkomen dat het schip vastliep, besloot kapitein H.G. Robertson terug naar zee te varen. Na een half uur durend gevecht met de golven strandde de veerboot op het Barrett Reef. De storm trok aan... er kon geen hulp geboden worden.

Even na 13.00 uur werd het sein "abandon ship" gegeven. Er konden slechts 4 reddingssloepen uitgezet worden, voordat de veerboot langzaam begon over te hellen. Na anderhalf uur kapseisde de "Wahine". Alle passagiers en bemanningsleden waren van boord. Degenen die geen plaats in de sloepen konden bemachtigen, lieten zich op de golven naar de kust drijven, waarbij velen gewond raakten toen zij op de rotsen geworpen werden. Uiteindelijk waren 53 slachtoffers te betreuren. De overige 566 passagiers en 110 bemanningsleden kwamen veilig aan de wal.

De berging van het wrak

Nadat de storm was gaan liggen en het onderzoek naar de toedracht en de verantwoordelijkheid uitgevoerd was, kreeg de United Salvage Company uit Melbourne opdracht het schip te lichten. Hiervoor wilde men de "kunststofballetjes-methode" toepassen.

Bij deze methode, die voor het eerst gebruikt werd in 1964 bij de berging van ms. Al-Kuwait, worden balletjes van polystyreen in het scheepswrak gespoten. Door stoom wordt het soortelijk gewicht van de balletjes 50x vergroot, waardoor het drijfvermogen opgevoerd wordt en het wrak naar de oppervlakte stijgt.

Men had berekend, dat de berging twee jaar zou duren. Tijdens de eerste poging stak echter opnieuw een storm op. Het schip brak in drie delen en de lichting volgens de balletjes-methode kon niet meer plaatsvinden. Men was genoodzaakt het schip in delen te bergen. Het laatste deel werd pas in 1973 geborgen.

De inwoners van Nieuw-Zeeland zijn deze ramp nooit vergeten. Aan de westkust bij Seatoun, waar de overlevenden aanspoelden, werd het "Wahine Memorial Park" opgericht . Een plaquette en het anker van de veerboot vormen een herdenkingsplaats voor de slachtoffers. Ook de mast heeft een plaats gekregen in het centrum van Wellington. Het Museum of Wellington City & Sea richtte een permanente tentoonstelling in. In 2008 was het 40 jaar geleden, dat de "Wahine" verging. Ter gelegenheid van deze herdenking werd een documentaire uitgebracht, die ook internationaal veel waardering kreeg.

Bronnen:
1. http://www.thewahine.co.nz/wahine.html (deze site is een echte aanrader!)
2. Marine News, jrg. 1966 - 1968

3. Tot ondergang gedoemd : oorzaken en gevolgen van scheepsrampen / R. Sodenkamp. - Bussum : Unieboek, 1976 (pag. 109 en 125)

zaterdag 10 januari 2009

Foto van de Week 11 januari

Junge Welt


LR 6712253
Call sign: Y4DL

Net na de Tweede Wereldoorlog was de duitse vissersvloot gedecimeerd. De duitse werven waren in puin geschoten door de geallieerden en de productie van nieuwe schepen kwam in het oosten van Duitsland slechts langzaam op gang. In eerste instantie werden op de staatswerven van de DDR schepen voor Rusland gebouwd, maar sinds de jaren '60 werden ook voor de eigen staat schepen opgeleverd.

Eén van de eerste schepen, die speciaal voor de DDR gebouwd werden, was de "Junge Welt". In november 1965 liep dit schip van stapel. De VEB werf Mathias Thesen in Wismar bouwde het schip onder bouwnummer 201, VEB Dieselmotorenwerk Rostock leverde de motoren. Het schip, dat bestemd was voor de zeevisserij, werd in 1967 in de vaart genomen.

In die tijd was het één van de grootste en modernste varende visfabrieken. Net als de Russische schepen fungeerde de "Junge Welt" als moederschip voor een vloot kleinere vissersboten. De door de trawlers gevangen vis, werd aan boord van de "Junge Welt" verwerkt. Beladen met o.a. diepgevroren visfilet keerde het schip regelmatig terug naar de thuishaven Rostock.

Mede door de samenwerking tussen de kleinere trawlers en de "varende visfabrieken" groeide Fischkombinat Rostock in de jaren '70 uit tot één van de grootste visproducerende bedrijven in Europa.

Tot 1992 voer de "Junge Welt" voor de VEB Fischfang uit Rostock. In dat jaar werd zij verkocht aan de sloper Chiltan Ltd. uit Pakistan. Haar laatste reis eindigde op 30 juni bij Gadani Beach.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers
2. Marine News jrg. 1966, 1993





zondag 4 januari 2009

Foto van de Week 4 januari 2009


Northern Arrow



LR 7420297
call sign: D5EW

De LPG-tanker "Northern Arrow" werd in juni 1978 opgeleverd door de poolse werf Stocznia im. "Komuny Paryskiej" in Gdynia. De door H. Cegielski in Poznan geleverde motoren zorgden ervoor, dat het schip een snelheid van 17.25 knopen haalde. Tot 12 januari 1984 voer het schip onder Liberiaanse vlag voor Northern Arrow Inc. (Seatankers Management SA).

In 1984 werd het management van de tanker overgenomen door Larina Shipping Inc.(Sig.Bergesen DY. & co.). Haar call sign veranderde in LNMU3, haar naam werd de "Berge Arrow". Vanaf 22 november van dat jaar voer het schip onder noorse vlag. In eerste instantie werd de thuishaven Stavanger, maar sinds september 1986 staat het schip geregistreerd in Oslo. Bergesen DY Shipping/BW Gas is tot 2007 eigenaar gebleven van het schip.

In april 2007 werd het schip verkocht aan de indiaase onderneming Bansal International ltd. BW Gas kreeg 9.1 miljoen USD voor de "Berge Arrow". De nettowinst van het bedrijf kwam hiermee op 3.7 miljoen USD voor het tweede kwartaal van 2007. Het bijna 30 jaar oude schip werd op haar laatste reis naar Alang gestuurd, waar zij op 4 mei 2007 aankwam.

Momenteel is het één van de 88 schepen, waarvoor op 19 november 2008 een rechtzaak aangespannen werd. De afbraak van deze sterk vervuilde schepen vormt niet alleen een risico voor het milieu. Ook de risico's voor de werknemers zijn zo groot, dat in het proces naleving van de internationaal vastgestelde veiligheidsmaatregelen geëist werd.

Bronnen:
1. Verschillende jaargangen Lloyds Registers
2. Marine News jrg. 2007